Met de zomer en de traditionele pauze van de zencursussen in het verschiet, wil ik alle deelnemers voor hun aanwezigheid, deelname en inzet hartelijk danken.

Graag wil ik de aanleiding nemen om kort in te gaan op de begeleiding van de groep cursisten die zich sinds 2006 in en vanuit de abdij Doetinchem heeft gevormd. Het gaat om zo’n vijftien personen van wie ik een aantal cursisten door het jaar ook elders ontmoet, bij mij thuis of anderszins. Een aantal is officieel student geworden, enkele hebben bij Maurice Knegtel Sensei jukai gedaan, de ceremonie waarin men zich bekent tot de 16 boeddhistische voornemens. Het is goed om in het kader van de zenstudie deze begeleidingsvorm eens kort te belichten.

In Lelystad zie en spreek ik cursisten van twee groepen, de ene groep wekelijks , de andere 2- of 3 wekelijks. De frequentie is daarmee tamelijk gelijkmatig. In beide groepen lezen we teksten, we hebben uitwisseling, we hebben gesprekken en we hebben meditatie, allen middelen ter wekking van onze oorspronkelijke aanwezigheid, de verheldering van het inzicht daarin en de uitwerking daarvan in dit leven als zenpad.

Bij de cursistengroep ‘Doetinchem’ is de frequentie waarin we elkaar zien en spreken minder hoog. Een aantal zie ik twee, drie keer per jaar in Doetinchem, sommigen tussendoor ook bij andere gelegenheden, bijvoorbeeld tijdens de halfjaarlijkse workshops met Maurice Knegtel Sensei, mijn leraar of een workshop bij de zengroep in Zeist of in Hengelo.

De meeste van mijn cursistengroep ken ik inmiddels zo’n 7-10 jaar. Een aantal van hen bezoek ik zelf een of twee keer per jaar thuis, met anderen mail ik geregeld, sommigen telefoneren op gezette tijden en met anderen maak ik afspraken elders in het land. Dat is dus een totaal andere situatie en frequentie dan een wekelijkse cursusavond of, het leven in een zenklooster. Tijdens het laatste zenweekend in Doetinchem, 12-14 mei jl hebben we met vijf van hen samen kunnen uitwisselen over hun ervaringen en vragen.

Het geeft weer hoe zenbegeleiders in het westen blijvend zoeken naar mogelijkheden voor begeleiding van hen die zich buiten een klooster of een reguliere zengroep toch tot zen willen rihten. Het is zoeken naar wegen die recht doen aan enerzijds de westerse setting én anderzijds aan waar zen zelf voor staat. Aan dat laatste kan niet getornd worden, het betreft immers de kern – het wezen en de uitwerking daarvan in en als ons eigen bestaan zoals we het ervaren en de eeuwenoude traditie van overdracht van begeleider/leraar op student. Zen is derhalve gebaat bij een goed en serieus contact tussen begeleider/leraar en cursist, bij toewijding en discipline.

In de cursist wordt aldus een verloren gewaande herinnering gewekt, de herinnering aan het oorspronkelijke, aan dat zich iets in ons en in alles uitdrukt waarin we één zijn en dat we kunnen benoemen noch begrijpen. In het samen op weg gaan komen het verlangen van de cursist naar de realisatie en de beschikbaarheid van de leraar samen. De activiteit van een begeleider is als van een vroedvrouw, zo vergeleek Socrates het. Socrates hielp mensen tot waarheid komen door hen te laten zien dat in feite misvattingen, idealen en oordelen het zicht op waarheid vertroebelen. Het pellen van een ui. Jarenlang zoeken we naar wat in feite onder onze neus gaande is en zich in alles uitdrukt.

Leven is in de spirituele context geen kwestie van ‘ik doe wat ik wil’. In spiritualiteit staat het zoeken via de innerlijke weg centraal, het zich geleidelijk en uiteindelijk openen, zelf de Bron ervaren en als zijnde manifestatie en drager van die bron daaruit gaan leven en er in de praktijk uitdrukking aan geven. Er is een kracht die leven en dood in zich draagt en die de roep tot leven en ontplooiing bij ieder van ons neerlegt. Het is niet vrijblijvend. Het is zaak te ontdekken wat ons te doen staat, de betekenis en zin ervan te achterhalen en voor te leven. De zin en betekenis die volledig zit in elke handeling en gedachte omwille van de handeling en gedachte als uitvloeisel van de situatie die wordt gegeven en nooit hetzelfde is. De situatie waarin alles en iedereen inwerkt op alles en iedereen.

Het is heel concreet want ons alledaagse doen en laten. En tegelijkertijd één groot Mysterie.

Daaraan is niets zweverigs, het is zo concreet als het maar zijn kan, het betreft namelijk de ervaring van je totale leven, hier en nu, op dit moment, zoals het zich ontvouwt en zoals je het ervaart.

De Middeleeuws mysticus Meister Eckhart biedt hiervoor een ingang:

‘Voor het werkzaam-zijn put men nergens anders uit dan uit dezelfde grond van het schouwen en maakt dat vruchtbaar in het werkzaam-zijn. Hoewel daarbij van beweging sprake is blijft het toch één zaak: het komt voort en keert terug in één punt en dat is God. Zo is werkzaam zijn niets anders dan het schouwen in God. Het ene rust in het andere, het ene volbrengt het andere.’

We leven teveel vanuit het geschapene, zegt Eckhart, in de vergankelijkheid van de buitenwereld en verwonderen ons dan dat het leven ons uit balans brengt en geen blijvende voldoening en innerlijke vrede brengt. We veronachtzamen en tegelijk missen we dat wat ons en alles schept, nl de kracht van de geest waarin alles één is en die alles omvat.

In feite zijn het geschapene (profane) en scheppingskracht (sacrale) zijn één. God toont zich, manifesteert zich in alle dingen. Daarom zeggen we: alles geschiedt met, in en door Gods Wil. We kunnen er onmogelijk aan ontsnappen maar we herkennen het niet. Dat gebeurt pas als we onze blik voor een ogenblik ook werkelijk Gods blik laten zijn, pas dan zien we onszelf in alle dingen.

God is een naam verwijst naar het mysterie, het Absolute dat Ruusbroec het Naamloze noemde. In andere culturen wordt ernaar verwezen in begrippen als Zelf, Atman, Boeddhanatuur, Allah.