Onlangs stuitte ik op een oude Mahayanatekst, de TathagathaGarbha soetra, een tekst over Boeddhanatuur als baarmoeder. Enkele regels.
With my Buddha vision
I see that all beings are like this.
Within the mud shell of passions,
All have the Tathagata-nature.
Een boeiende tekst, met name vanwege de analogie die ik terecht of onterecht leg met de vroedvrouw-filosofie van Socrates
Maar wat ik de laatste tijd ook besef is dat we weinig tot niets weten over wat dit bestaan is. Wat ik een tijd nog bij me droeg, namelijk het idee te weten wat we in de kern ervaren en zijn, is zo onderhand wel weggesleten. Alle serieuze en oprechte spiritualiteit duidt slechts maar we kunnen nergens de vinger op leggen. Er zijn vanuit religie en (geestes)wetenschappen duizend verschillende visies op het fenomeen mens, op leven en dood. Wat is waar? Wat is werkelijk?
Het verbijsterende is dat ik nu langs een grote omweg tot dezelfde conclusie kom die ik mijn hele leven eigenlijk al in stilte tot mezelf met regelmaat uitsprak: ik heb geen verhaal. Ik weet niet waar ik het over heb of waar dit over gaat. Dat is eigenlijk het verhaal van mijn hele leven. Misschien dat ik daarom zo vaak achterloop bij gesprekken – woorden en gebeurtenissen hebben bij mij een langere verwerkingstijd nodig. Alsof ze innerlijk hun weg moeten vinden.
Ik begrijp nu ook beter de uitspraak: we zijn wel in de wereld maar niet van de wereld. Leven is inderdaad als een droom. Als. Het is tegelijkertijd zo concreet als maar zijn kan. Wij leven een concreet droomleven. We ploegen voort op de vruchten van de evolutie, staan in en zien met hetzelfde licht waarin de eerste mensensoort en ook de Boeddha en Jezus stonden en zagen.
Overigens laat de onmacht de hand te leggen op wat dit bestaan in de kern onverlaat dit bestaan vol te leven, daar zijn we met onze geboorte voor gesteld. Het bestaan is een persoonlijke ervaring. Zo persoonlijk kan en dient ook de beleving van religie te zijn. In een gesprek met een christen vertelde een jonge vrouw me dat God voor haar niet een anoniem ‘iets’ is maar een persoonlijke relatie, een grootheid die het menselijke vertegenwoordigt en omvat en tegelijkertijd er boven uit stijgt en die je kan ontmoeten en leren kennen. Ik las daar recent nog iets over. De auteur gaf aan dat wij mensen gevoel, emotie en gedachten hebben omdat God in die zin menselijk van karakter is. De mens is geschapen naar Gods beeld en God heeft de mens (derhalve) lief.
Ik wil dat element van gevoel en verbinding ook meer leggen in de begeleiding van Zen. Het niet-iets, Ongeborene, Boeddhanatuur is niet kil of leegte in de zin van totale afwezigheid van iets. Het is de baarmoeder, de warme omgeving waarin geboorte en dood thuis zijn. Dat gegeven wil ik de komende tijd nader bestuderen. Het is voor mij cruciaal dat het inwijdingsproces in dit leven in de allereerste plaats menselijk is en blijft, niet wegdrijft of bagatelliseert van wat we in dit weerbarstige eeuwig-tijdelijke bestaan ervaren.