Alle momenten en dingen vormen de expressie van wijsheid
Alle momenten zijn in potentie momenten van leren, sterker nog, van afleren, van het openbreken van het ego zodat de wijsheid van het leven kan binnenstromen. Tenminste als we daartoe bereid zijn, als we daar aan toe zijn. Je kan je ook blijven vasthouden aan eigen concepten, ideeën, vooronderstellingen en het leven als het ware buiten jezelf houden. Zo leven we vaak, het leven buitensluitend, leven in onderscheid tussen binnen en buiten. Zo worden we ook opgevoed en geschoold, helaas. Natuurlijk hebben we kennis van onszelf en onze omgeving nodig om te kunnen overleven. Maar dat is niet het hele verhaal.
Waarmee we onvoldoende of niet opgroeien is de dimensie van verbindende heelheid en eenheid, onze geest, de ‘mind’ oftewel shin, het hart zoals het wordt aangeduid in het oosten. Die mind is wijsheid, daarin zijn leven en dood thuis, het is de schatkamer, Boeddhanatuur, het Pure Land waarvan alles en iedereen de expressie is.
Een kopje thee en de geur, een bloem en een glimlach, de sterren en de maand, het lopen en zitten, geeuwen en praten, lachen en huilen, het is allemaal uiting van de onbegrensde, peilloos diepe wijsheid van dit bestaan. Alles spreekt derhalve ook tot ons, van het beeld van een vallend blad van een boom, tot het geluid van auto’s en vogels, van de wind die waait, het tikken van het werk op deze laptop en het geluid van radiomuziek. Alles is DIT en DIT is de geest, de onmiddellijke ervaring, deze ervaring van onmiddellijkheid en aanwezigheid waarin alle dingen, alle verschijnselen naamloos zijn. Hier komt geen tussenpersoon aan te pas, geen bemiddelaar, alles is direct, zonder tussenkomst, de leegte en volheid van de geest. Deze directheid is in alles wat we doen, zeggen, denken.
Maar het is onze starre gewoonte om alles wat vorm heeft namen en eigenschappen toe te dichten die een kloof schept tussen onszelf en de omgeving, die ons belemmert de onmiddellijkheid van de eenheid te ervaren. Door die neiging – lichaam en geest – een ogenblik te laten vallen en onbevangen te zijn, zonder ‘ik-besef’, ontvouwt zich de complete werkelijkheid in één keer. Onze blik, al onze zintuigen blijken verenigd met alles en iedereen. Het hart is niet versplinterd zoals we soms denken en voelen, maar is onverminderd en onverbrekelijk één. We zijn één immens lichaam. Het lichaam, het Koninkrijk Gods, Boeddhanatuur.