Op 27 januari jl werd in Polen en op tal van andere plaatsen herdacht dat 75 jaar geleden het concentratiekamp Auschwitz werd bevrijd. Het kamp is een levensgroot symbool geworden voor de gruwelen waartoe de mens in staat is – het in fases doelbewust wegvagen van een ander mens, ja, van een heel ras. Het begint met stigmatiseren en verboden aan die mens of groep opleggen, dan komt het met drang en geweld uit de veilige thuisomgeving wegrukken van hen, vervolgens het bijeen drijven van de gebrandmerkte personen die moeten worden afgescheiden en uitgesloten, te midden van deze mensonterende geweldsacties wordt hen voorgelogen dat ze verhuizen om elders te werk te worden gesteld. De werkelijkheid is dat families uit elkaar worden gerukt, ouders ruw gescheiden worden van hun kinderen en allen als vee in wagons worden gedreven en – letterlijk – naar hun eindbestemming vervoerd, de slachthuizen van de concentratiekampen.

Enkele citaten uit een verslag van de New York Times van 27 januari jl:

A Polish-born Jew, he was just 15 when he, along with his parents and four siblings, were greeted at the Auschwitz concentration camp in May 1944 by Josef Mengele. The infamous doctor surveyed newcomers to determine who was fit for labor and who was to be immediately executed.
Two of his brothers and sisters were told to “go left,” referring to a line for the gas chambers. Mr. Lesser lied to Dr. Mengele, saying he was 18, healthy and fit to work.
“He asked me if I can run five kilometers,” he said. “I answered yes and was told to go right.”
Mr. Lesser may have been saved from death, but not from witnessing the horrors of a place that became known as the factory of death. He said he still remembered “screams of children thrown into fiery pits” and considered it his moral duty to speak of what he experienced for as long as he can.

Stigmatiseren, afscheiden, uitsluiten, brandmerken, ontmenselijken, martelen en vermoorden. Mensen die andere mensen dit aandoen. Dat is zeer beangstigend. Meer dan beangstigend. De Engelse taal heeft er een krachtiger woord voor: terrifying. We zien onszelf graag als menselijk maar we zijn dus in staat onszelf en de ander te ontmenselijken en terug te brengen tot een staat waarin de ander niets meer is. Geen gevoelens. Geen emoties. Geen herkenning. Geen erkenning. De natuurlijke binding van onze gezamenlijke oorsprong is weg. Opgelost in pure kilte. Alleen de diersoort ‘mens’ blijkt hiertoe in staat. Langs de weg van beredenering, met uitschakeling van wat we als menselijk beschouwen, de plannen ontwikkelen en de consensus krijgen voor de vernietiging van de medemens. Omdat diens aard, geloof, uiterlijk etc. de plannenmakers niet aan staat. Een oneigenlijk superioriteitsbesef neemt de overhand en gaat vervolgens vrijelijk zijn gang, tot de ondergang van de ander, en vervolgens de eigen, aan toe.

Maar het zijn niet de plannenmakers zelf die dit bewerkstelligen. Het is de onverschilligheid van de massa die ertoe leidt dat haat tot volkswoede en tot een volksbeweging wordt. Dictators kunnen als individu weinig uitrichten. Ze worden in staat gesteld tot hun acties die al te vaak letterlijk ontaarden, door anderen. Door anderen die zwijgen, die denken ’dit gaat mij niet aan’. Maar werkelijk samen leven betekent samen bouwen aan de toekomst, samen zorgdragen voor veiligheid en samen de ander als volwaardig beschouwen, als mede-mens. En dat is ook waar een menselijke en menswaardige samenleving voor staat.

De ander is onmisbaar, hij of zij bevestigt mij immers in mijn bestaan. De ander draagt mij. Zonder de ander, zonder alle anderen, kan ik niets. Ben ik niets. Alle anderen begeleiden en steunen mij op mijn levensweg. Alles en iedereen doet ertoe, ongeacht aard, status, religie, kleur. Alle kleuren die de regenboog rijk is máken de regenboog. Dat is waarom we niemand kunnen uitsluiten. Het is onmogelijk. En dat is waarom we niemand mogen achterlaten. Ieder van ons draagt eenieder in zich mee. Ieder mens leidt het leven op een eigen manier, maar we staan allemaal in dezelfde grond, hetzelfde licht.

Enkele citaten uit het verslag van de New York Times:

“We see those old ghosts rear their heads everywhere today,” said Piotr Cywinski, the director of the Auschwitz-Birkenau State Museum.
“Anti-Semitism, racism, demagogy, contempt and hatred,” he continued. “We are becoming more and more indifferent, introverted, apathetic and passive. Most were silent as the Syrians were drowning, we silently turned our backs on the Congolese people and the Rohingya people, and now the Uighurs. Our silence is our severe defeat.”
As he spoke — on the same ground where 1.1 million men, women and children, mostly Jews, were murdered — delegations from more than 50 countries looked on. The ceremony was designed to be as free from politics as possible, with the focus on fighting anti-Semitism and giving survivors one more chance to tell their stories.

Foto: Titel uit het artikel van de New York Times, 27-01-2020

Soms zeg ik tegen studenten en cursisten die ik begeleid: ‘‘Het’ is er vanzelf, ‘het’ gaat vanzelf maar we staan ‘het’ in de weg, we gaan er om een of andere reden tussen staan.’

De vragen hierop variëren van ‘Maar wát gaat dan vanzelf? En ‘Waar sta ik dan tussen?’ Soms spreekt er enige wanhoop uit, vooral wanneer men al vele jaren Zen beoefent. De makke zit ‘m, eerlijk gezegd, soms juist in het begrip beoefening. Want wat we beoefenen, ís niet te beoefenen. De beoefening zelf – het zitten op een kussen of bankje, het lezen van spirituele teksten, het luisteren naar een inleiding (teisho) van een leraar – dát is het al. Maar ook de tijd en activiteiten die we zo vaak beschouwen als iets buiten de zenbeoefening (zoals werken, boodschappen doen, koken, eten, naar een feestje of de bioscoop gaan), ook dát is het. Het is het leven, het onverdeelde bestaan in alle volheid dat zich ieder moment aan ons voltrekt – in vreugde en verdriet, of we nu zoeken of niet zoeken, en of we leven in bevangenheid of momenten van onbevangenheid ervaren. Of we het nu zien of niet zien, ervaren of niet ervaren, we kunnen niet van de Weg af.

Zenbeoefening werkt soms in ons door als in de monnik die streng mediteerde waarop zijn leraar hem vroeg: ‘Wat doe je?’ De monnik antwoordde, ‘Ik wil verlicht worden!’. Waarop de leraar een dakpan oppakte en met een doek ijverig begon te wrijven. De monnik keek verbaasd en vroeg: ‘Wat doet u, eerwaarde?’ ‘Ik maak een spiegel van deze dakpan’, antwoordde de leraar. ‘Maar eerwaarde’, stamelde de monnik: ‘Dat kan toch helemaal niet! U kunt van een dakpan toch geen spiegel maken!’ Waarop de meester sprak: ‘Zo min als dat kan, zo min kun jij iets worden wat je allang bent.’

Met andere woorden: wat we beoefenen, is niet te beoefenen. De beoefening zelf belemmert in feite het inzicht dat het de beoefening zelf is! Maar wat is ‘het’ dan? Tja, dat kan alleen de glimp of doorbraak van een eigen onverdeelde ervaring uitwijzen. Het enige wat we kunnen zeggen, is: je belichaamt het al, je draagt het met je mee, het gaat door je heen, het is wat je laat zitten, laat opstaan, laat horen, spreken, ruiken, voelen enz. Het is grenzeloos, peilloos, het is het Licht in onze ogen. Het is er al, volledig. En toch stimuleren we onze cursisten met toewijding te blijven beoefenen. En op de vraag: ‘maar wat ‘het’ is dan?’ past maar één antwoord: Geen flauw idee!

(Foto: de daisan-ruimte – de ruimte voor het persoonlijk onderhoud in de Abdijhoeve, St.Willibrordsabdij in Foetinchem)

Wanneer we onze geschillen en de zo vaak gebezigde nadruk op onderscheid en tegenstellingen (dualiteit) voor een moment terzijde kunnen schuiven en rechtstreeks in ons hart (onze geest) kijken, kunnen we de ander werkelijk als medemens zien. Geen wezenlijk verschil. We komen voort uit een gemeenschappelijk hart, we zijn onverbrekelijk met elkaar verbonden en wederzijds van elkaar afhankelijk. We leven met alles en iedereen in een alomvattende en onlosmakelijke samenhang. De Engelse dichter John Donne zei het al: Geen mens is een eiland.