Zen verwijst naar een onbenoembare wijze van functioneren

We kunnen Zen van vele kanten belichten maar uiteindelijk dient het een expressie in ons handelen te vinden, in wat we noemen ‘Boeddha’s werk’, in een (on)bepaalde wijze van handelen, van functioneren, zonder dat we nu precies kunnen benoemen wat voor functioneren dat is en hoe het er uit ziet. Want voor ieder mens is dat een unieke wijze en ieder moment is ook weer anders, niet van tevoren te bepalen, er is geen eenduidig gedrag of handleiding voor.

We zeggen: ja, waar zen in is geworteld, is er altijd en overal, het is onze Boeddhanatuur en verlaat ons nimmer. En ja, het toont zich in de weerbarstigheid van ons bestaan, daarin vindt het een expressie. Het is dit samengaan, die onlosmakelijkheid van het absolute en relatieve, het eeuwige en tijdelijke, het veranderlijke en onveranderlijke dat geleefd wil worden. Maar het ‘voorleven’’ daarvan is geen vanzelfsprekendheid, geen automatisme, geen routine, het kan niet zomaar verworven of verkregen worden, het is geen bezit, het is geen kwestie van wilskracht of opzet, je kan het niet vasthouden en zelfs niet onder woorden brengen. Het vergt beoefening – en de paradox daarbij is dat wat we willen ervaren er al lang is, in feite op ons wacht weer in de her-innering te komen en te worden onthuld. De beoefening is de expressie van onze wezensnatuur, zoals ons hele leven dat in feite is. De crux zit ‘m in een totaal laten varen van wat we denken dat het is.

Met dat leven, dit bestaan hebben we namelijk te maken met een mysterie, het is raadselachtig en doordringen tot het wezen van Zen is geen kwestie van ‘ik doe het’. Maar wat is het dan wel? Kort gezegd: een louter zoekend en tastend gebeuren. Als we met zen beginnen, weten we niet waaraan we beginnen en hoe langer we ´ermee´ bezig zijn, des te duidelijker wordt het dat we niet weten, ja, niet kúnnen weten waarover we het hebben. Het is geen kwestie van ´weten, maar van ´niet-weten´. We zijn zélf het mysterie.

Er valt rationeel gezien geen touw aan vast te knopen en dat klopt ook. Maar wat is dan die bepaalde wijze van functioneren? Dat functioneren in ´niet weten´. In het Sanskriet kennen we de uitspraak ‘neti, neti’, wat verwijst naar ‘niet dit, niet dat’. Met andere woorden, alles wat we bedenken is het niet. De specifieke wijze van functioneren is in feite een natuurlijke wijze van functioneren die een kans krijgt wanneer we onszelf, onze eigenzinnigheid en eigengereidheid, kunnen ‘laten’.

Uitgangspunt is eenheid, zo-heid, onze wezensnatuur. Ook de weerbarstigheid en de duale beleving van alledag, hoe pijnlijk of vreugdevol ook, is expressie van eenheid. De zenbeoefening is er goed beschouwd op gericht onze ik-focus te laten varen en te functioneren overeenkomstig die eenheid, overeenkomstig wat gevraagd wordt, dat wil zeggen wat de situatie vraagt. Het is niet zozeer een afstemming (geen ik-gebeuren) als wel een opgaan in de situatie (voor een moment het verlaten van de ik-gedachte) en in de omstandigheden en dóen omwille van het doen, hándelen omwille van het handelen. En daarmee de handeling opdragen aan leven en dood, aan de onlosmakelijke verbondenheid die in de handeling, in elke handeling besloten liggen.