Wegen van bevrijding

Spiritualiteit wordt dikwijls in verband gebracht met het realiseren van tal van deugden en beoefening van voornemens. Alle grote religies kennen talrijke verzamelingen van (te realiseren en te bereiken) zienswijzen, eigenschappen, gedragsaspecten enz. Onderliggend aan al dit is, wat mij betreft, de ene grote realisatie, namelijk bevrijding uit de cirkel van oorzaak en gevolg (het wiel van tegenstellingen), het werkelijk ‘zien’ wat onze oorspronkelijke aard is en hoe alles zich daarin ontvouwt, vanaf het begin tot aan het eind der tijden. Dat heeft een ongemeen bevrijdende werking. Dat religies als boeddhisme en christendom in die zin wegen van verlossing oftewel bevrijding zijn, kunnen we derhalve letterlijk nemen.

Uitgangspunt is onze onwetendheid, voortkomend uit ons klampen aan de gedachtencirkel over onszelf en de wereld. Daardoor kunnen we niet meer zien en beleven dan wat ons beperkt bewustzijn ons toont. We creëren die beperking zelf. Want dat beperkt bewustzijn is in wezen een functie van een onbeperkte, ongelimiteerde, universele geest. Spiritualiteit helpt ons in de bevrijding van de ketens die ons binden en onze blik zo vernauwen. Zodra die ketens voor een moment wegvallen, ontvouwt het universele, ongelimiteerde ‘zijn’ zich.

Wegvallen betekent ‘alles laten’. Alles wat opkomt zich natuurlijk laten ontvouwen. De intentie is alles te laten zoals het is, wat staat voor niet ingrijpen in het bestaansmoment. Ingrijpen gebeurt onbewust en vanuit een schier onweerstaanbare behoefte om het leven en de omgeving te controleren en te begrijpen. Ingrijpen doen we met woorden, begrippen, concepten, oordelen en met daden.

Als we om ons heen kijken, merken we op hoe vanzelf we dingen benoemen. Dat is ingrijpen en willen controleren. De dingen ‘laten’ is de bevrijding. In feite bevrijd je de dingen van een label of etiket en daarmee van jouw behoefte en drang om de omgeving en het leven te willen controleren. Dát ervaren en werkelijk zien is wat in het Hartsoetra wordt genoemd ‘Gatha, gatha, parasamgatha’ – gegaan, gegaan, naar de overkant gegaan. We hebben de ‘oversteek’ gemaakt, we zijn ontwaakt. In feite verandert er niets en toch is alles veranderd. Een tafel en stoel zijn in het licht van de ongelimiteerde geest geen tafel en stoel en daarom zijn we vrij om ze een tafel en stoel te noemen. Begrijp je dat?

Dié vrijheid, dat is wat Dogen Zenji ‘lichaam en geest zijn weggevallen’ noemde. En hij voegde er nog iets aan toe: ‘Weggevallen zijn lichaam en geest’. We zien alles in een nieuw licht, en tegelijkertijd beseffen we dat alles altijd al vanaf de vroegste tijden in dat licht stond, alleen, ik zag het lange tijd niet. Vandaar de toevoeging: Weggevallen zijn lichaam en geest. Die toevoeging benadrukt in feite dat er niets ‘weggevallen’ is omdat we niets nieuws realiseren. Ja, de sluier van onze misvattingen is weggetrokken, opgelost, weggevallen. Maar de tafel en stoel staan er net zo als voorheen. Het enige verschil is: eerst zag ik ze als tafel en stoel. Nu ook, maar dan in het Licht van de eeuwigheid.

Echter, het moment van bevrijding is niet het eindpunt, integendeel, de bevrijdingservaring(en) ‘vruchtbaar laten zijn’ in ons dagelijks leven is de uiteindelijke uitdaging. Bevrijding is namelijk niet enkel de bevrijding van mijzelf, of beter gezegd, uitsluitend van of voor mijzelf. In het moment van bevrijding, ontdoe ik het grote Zelf van de beperking van het kleine zelf, van mij en mijn vooroordelen en van bewustzijnsvernauwing. Door dit laten wegvallen van het kleine zelf, bevrijd ik alles en iedereen van mijn beperkte blik en ontvouwt zich terstond alles en ieder in het Licht van de eeuwigheid. Tevens dringt tot mij het bewustzijn door van mijn grote verantwoordelijkheid om in dit leven de bezoedeling van het Grote Zelf, als gevolg van mijn zelfzucht en begeerte, tegen te gaan. Dát, precies dát is de beoefening van het spirituele pad, bezoedeling van de Weg, die zich manifesteert in en als mijn geest, tegen gaan. Met andere woorden, wat opkomt ‘laten’, niet voeden en daarmee de openheid die van nature ons bestaan is, niet in de weg staan.

Bezoedeling. Geen bezoedeling. Alles is expressie van het Licht. Maar ons pad is erop gericht de eenheid van het bestaan te dienen, niet louter het eigenbelang. De Zestien Voornemens die we in Jukai en de negentien Voornemens die we in een monnikswijding Shuke Tokudo zijn symbolisch voor deze praktijk. Ze tonen je de drie dimensies van Boeddha, Dharma en Sangha als dimensie van één Licht en zetten al onze menselijke neigingen, zwaktes en sterktes af tegen dat Licht. We nemen ons voor waarheidslievend te zijn en oprecht. Dat is het ideaal van het Licht. Onze menselijke natuur is wat weerbarstiger vanwege een feilbaar karakter dat is gevormd door onder meer familie, scholing, levenservaringen en mate van zelfkennis. Zie daar de uitdaging voor onze beoefening. En dat is nog maar een aspect van de Tien Grote Voornemens, als onderdeel van de zestien. Wat te denken van het respecteren van andermans eigendom (intellectueel en materieel), geen kwaad spreken over anderen en jezelf niet verheffen. We hebben onze handen vol, elk moment van ons leven.

Maar in elk moment schuilt de bevrijding, het Licht en elk moment biedt de mogelijkheid tot beoefening, overgave en het hernieuwd ervaren hoe wonderlijk dit bestaan, dat we delen met zovelen, is. In essentie grenzeloos en  tegelijkertijd voor ons mensen beperkt. En we ervaren het beide. Tegelijkertijd.

(Foto: Jeanne Steegs, natuurgebied Eperholt 07-10-2022)