Om de beste ervaringen te bieden, gebruiken wij technologieën zoals cookies om informatie over je apparaat op te slaan en/of te raadplegen.
De technische opslag of toegang is strikt noodzakelijk voor het legitieme doel het gebruik mogelijk te maken van een specifieke dienst waarom de abonnee of gebruiker uitdrukkelijk heeft gevraagd, of met als enig doel de uitvoering van de transmissie van een communicatie over een elektronisch communicatienetwerk.
De technische opslag of toegang is noodzakelijk voor het legitieme doel voorkeuren op te slaan die niet door de abonnee of gebruiker zijn aangevraagd.
De technische opslag of toegang die uitsluitend voor statistische doeleinden wordt gebruikt.
De technische opslag of toegang die uitsluitend wordt gebruikt voor anonieme statistische doeleinden. Zonder dagvaarding, vrijwillige naleving door je Internet Service Provider, of aanvullende gegevens van een derde partij, kan informatie die alleen voor dit doel wordt opgeslagen of opgehaald gewoonlijk niet worden gebruikt om je te identificeren.
De technische opslag of toegang is nodig om gebruikersprofielen op te stellen voor het verzenden van reclame, of om de gebruiker op een site of over verschillende sites te volgen voor soortgelijke marketingdoeleinden.
De matriarch Kongshi als inspiratiebron voor de hedendaagse zen-beoefenaar
door Ineke Konin Vogel | Leiden
Hoe beoefen ik zen in mijn dagelijks leven? Ik heb een gewoon westers bestaan met alle daarbij horende activiteiten en beslommeringen. Er moeten boodschappen gedaan worden, er is het sporten, afspraken met vrienden en vriendinnen, werk, reizen en te laat komen omdat er een trein uitvalt. Mijn hypotheek moet betaald worden. Hoe past zen daarin, hoe ziet dat er uit?
Gelukkig hebben we boeddhistische voorouders die in een vergelijkbare situatie zaten als wij heden ten dage. Kongshi, een matriarch die rond 1100 in China leefde, is één van mijn inspiratiebronnen. Zij praktiseerde niet in een klooster, maar was ZZP-er, ook nadat ze zenleraar was geworden.
Kongshi (1050- 1124) werd geboren in de bloeiperiode van de noordelijke Song-dynastie waarin er veel welgestelde burgers waren die zich van alles konden veroorloven. Er waren veel mogelijkheden tot vermaak, tot sociale activiteiten, tot gezien worden. Kongshi had een goed stel hersens en kreeg een brede ontwikkeling, maar het welvarende, uiterlijke leven bevredigde haar niet. Echter, haar vader had andere plannen en regelde een goede huwelijk met de kleinzoon van de premier. Kongshi hield het niet vol en ging weg bij haar man.
Ze vroeg haar vader toestemming om het klooster in te gaan, maar hij weigerde. Ze moest voor haar ouders zorgen, zoals de traditie bepaalde. Wat moet dat moeilijk te behappen zijn geweest voor Kongshi! Het enige wat ze kon doen was binnen haar situatie de ruimte zoeken. Ze leefde eenvoudig, stond vroeg op, mediteerde, studeerde en deed de dagelijkse zorg voor haar ouders. Voor haar meditatie gebruikte ze telkens weer de Contemplatie van de Dharmadhatu, een korte tekst die ze dag na dag tot zich nam.
Het ene bevat alles en doordringt alles,
alles bevat het ene en doordringt het ene;
het ene bevat het ene en doordringt het ene;
alles bevat alles en doordringt alles.
Ze doordringen elkaar zonder enige hinder.
Kongshi komt tot het diepe inzicht dat niets op zichzelf staat maar dat ieder ding deel is van het geheel. Dat ieder ding het geheel creëert. Niets is belangrijk of onbelangrijk, aangezien alles met elkaar verbonden is. Het beeld dat hierbij past voor haar is van een mozaïek dat ze als kind heeft gezien. De hele wereld, het universum is als een mozaíek: als je ook maar één steentje verschuift, verschuift het hele mozaïek.
Dan overlijden haar ouders. Ze vraagt toestemming aan haar broer om het klooster in te gaan, maar hij weigert. Ze moet voor hem zorgen zoals de traditie is. Haar hart bloedt, maar vanuit haar inzicht ziet ze ook hierin als de grote verbndenheid. Het ene leven hangt samen met het andere, mijn bestaan komt voort uit al het andere. Het opvallende vind ik dat ze haar emoties van teleurstelling, verdriet, misschien boosheid, niet aan de kant zet. Ze erkent ze en verteert ze. Ook de emoties zijn deel van het geheel.
In 1111, als ze 61 is, overlijdt haar broer. Hij laat haar een goede som geld na, en Kongshi is vrij. Maar door de tijd heen is ze tot het inzicht gekomen dat het niet in een pij zit, maar dat het gaat over het verhelderen van je geest, wakker zijn, en die realisatie uitdrukken in het dagelijks leven. Het mozaïek heeft geen juiste of niet-juiste plek.
Ze gaat niet het klooster in, maar bezoekt wel vaak de zenleraar Sixin Wuxin. Korte tijd later bevestigt hij haar ontwaken.
Kongshi wordt geen zenleraar in een klooster, maar begint een badhuis in de buurt van een ander klooster. Op de deur hangt ze een gedicht van haarzelf:
“Niets bestaat werkelijk, dus waarom zou je dan een bad nemen?
Waar kan zich ook maar de geringste hoeveelheid stof ophopen?
Zeg iets dat waar is, en je kunt binnenkomen om te baden
De oude wijzen kunnen alleen je rug schrobben
Heeft een bodhisattva ooit iemands geest doen ontwaken?
Als je het stadium voorbij onzuiverheid wilt bereiken
zul je tot in iedere porie moeten zweten.
Men zegt dat water onzuiverheid weg kan wassen
Maar kun je zien dat het water zelf ook vuil is?
Ook al maak je geen onderscheid meer tussen water en vuil
Dan nog moet je dat alles wegwassen als je hier binnenkomt.”
Een prachtige tekst waarin ze duidelijk maakt dat er helemaal niets, maar dan ook niets te doen valt. Ben je wakker? Dat is iets wat niemand anders voor je kan doen, zelfs niet de grootste (zen)leraar! Dat zul je zelf tot in iedere porie moeten ervaren. Ze geeft aan dat ook beoefening weer tot obstakel kan worden, tot hechting kan leiden. Maar, al heb je zelfs dát inzicht, en heb je zelfs dát losgelaten, dan nog zul je iedere keer weer opnieuw moeten beginnen. Niets geeft credits, niets geeft houvast voor de toekomst zelfs niet het meest hemelbestormende inzicht.
Het runnen van een badhuis was de levende uitdrukking van haar dharma. Ze schrobde de badkuipen, verhitte het water, deelde zeep en schone badlakens uit, waste ’s avonds de vuile handdoeken. Geen verschil tussen het opvouwen van je pij ’s avonds en het opvouwen van de schone badlakens. Ze deelde haar wijsheid in het handelen en soms met woorden. In de avonduren schreef ze Het Boek van Ontwaken, een zeer gewaardeerd werk dat zich uiteindelijk door heel China verspreidde maar helaas verloren is gegaan.
Slechts weinigen herkenden dat de oude vrouw van het badhuis de grote zenmeester was. Vlak voor haar dood heeft Kongshi zich laten wijden in de traditie, als een soort los eindje dat nog even afgehecht moest worden.
Deze boeddhistische grootmoeder laat me zien: niets kan een belemmering zijn in mijn zenbeoefening. Want alles, iedere situatie is mijn zenbeoefening.
Voor Kongshi was het dagelijks leven haar beoefening, en het dagelijks leven was ook haar onderricht toen ze eenmaal zenmeester was. Geen titel (zoals zenmeester), geen positie (zoals hoofd van een klooster), geen vorm (bijeenkomsten, lezingen). Het hele gewone, dagelijkse, niets bijzonders, maar tegelijkertijd héél bijzonder! Wat een ultiem voorbeeld voor ons, westerse beoefenaars.
Bronnen
– ‘Women of the Way’, Sallie Tisdale
– ‘Zen Women’, Grace Schireson
– ‘Daughters of Emptiness’, Beata Grant
ENSŌ ZEN CIRCLE Nieuwsbrief december 2021
Geachte cursist(e), relatie,
We beoefenen Zen om uiteindelijk ten volle te ervaren hoe dit bestaan van leven en dood zich ieder moment weer ontvouwt, hier en nu, op de plaats waar we zijn.
We kunnen niets vasthouden. Als we dat proberen, vernauwt zich ons bewustzijn, verstarren we, en missen we in feite (de ervaring van) ‘het grote plaatje’, het eeuwige, ongeboren en alomvattend Licht, waaruit alles in het universum ieder moment oprijst en weer vergaat.
De verlichte Kerstboom is daar de metafoor van. We herinneren ons het Licht dat de boom des levens voortbrengt.
Lees hier de Nieuwsbrief Enso Zen Circle – december 2021
Het spirituele proces – de weg terug naar wat ‘is’
Een spiritueel proces dient mijns inziens slechts één doel: de weg terug vinden naar jeZelf (hoofdletter Z) en aldus de verschijnselen in en de weerbarstigheid van de wereld te leren zien als de weerspiegeling van de eigen geest en de kleur die we eraan geven als de reflectie van onze eigen rust of onrust, vrede of onvrede. De wereld ontvouwt zich in onze geest en daar en alleen daar geven we er een kleur, mening, emotie, gevoel en oordeel aan.
De grond, de natuur waaruit de schepping voortkomt, is onze geest waarin alles en iedereen een onvervreemdbare plek heeft. En hoewel we alles een naam geven, is de geest zelf onkenbaar. En daarmee in feite ook alles wat er in verschijnt. We zijn geschapen naar Gods beeld. Maar wie of wat is God? Geen idee. En als we geschapen zijn naar dat beeld, wie zijn wij dan? En als bomen, planten, de oceanen ook geschapen zijn naar dat beeld, wat zijn dat dan voor verschijnselen? Wat is alles in de kern? Geen idee.
In ons bevindt zich een onpeilbare diepte en openheid die het totale universum en de cyclus van leven en dood omvat. Die openheid is de bron van alle schepping en in zichzelf een mysterie. In tal van culturen en in de menselijke historie van duizenden jaren heeft die openheid tal van namen gekregen – God, Atman, Tao, Allah, het Onnoembare, Zo-heid, Boeddhanatuur. Het is dat mysterie dat elk verschijnsel – een levend wezen en ding – voortbrengt.
Tijdens onze opvoeding en scholing leren we de namen van die verschijnselen, van de dingen en alle leven. We leren gebeurtenissen inschatten en analyseren. Het is de wereld van het ‘kenbare’, de vergankelijkheid en tijdelijkheid. Velen leven hun leven in die ‘buitenwereld’ totdat ze zichzelf vroeg of laat vragen gaan stellen over dat leven –waarom, hoezo, waarheen? Dat moment kan komen door het plotse verlies van een naaste, een ziekte, een ongeval, een misdaad enz. In ieder geval is het een moment of periode waarop het zo schijnbaar zekere bestaan op losse schroeven komt te staan en er ‘iets’ kan doorsijpelen vanuit een andere dimensie in het eigen leven dat iemand aan het twijfelen brengt en hem of haar op de weg zet van een (innerlijke) zoektocht.
En dan begint de uitdaging. Want wie komen we vroeg of laat op die weg in volle omvang tegen? Onszelf! De geest die alles voortbrengt heeft ook jou en mij voortgebracht ene jou en mij een bewustzijn gegeven, een tijdelijk domein of huis van ‘ik, mij en mijn’, ons ego. En als we de weerstand zien die we onszelf tijdens die spirituele zoektocht bereiden, begrijpen we ook waarom een spiritueel proces, zoals Zen training, zo langdurig is. De senior beoefenaars onder de lezers zullen dat kunnen beamen. Het ‘ik’ wil de eigen identiteit niet zomaar prijsgeven. Want wat komt er dan voor in de plaats?
Het is een dilemma. Enerzijds willen we het naadje van de kous weten. Anderzijds deinzen we al te vaak terug, in tijden waarin het lastig wordt, de werkelijkheid te ‘dichtbij’ komt, we in dorre periodes verzeild raken en in tijden wanneer de vraag opdoemt waarom we onszelf al die moeite zouden getroosten. We groeien op met een idee van ‘prestatie’, ‘nut’ en ‘zinvolheid’. In het begin van het spirituele proces hanteren we dat idee volop om onszelf gemotiveerd te houden. Maar het proces kenmerkt zich juist door het taaie proces om vooropgezette ideeën, verwachtingen, oordelen te laten rusten, achter te laten. Spiritualiteit is het leren ‘laten’.
Het is een weg door de woestijn. Een weg uit de (door ons zelf geconstrueerde) cirkel van oorzaak en gevolg. Spiritualiteit houdt zich bezig met de vraag: wat ligt er onder of achter die cirkel, achter de wereld die ik voor me zie, waarin ik me elke dag bevindt en begeef, achter de weerbarstigheid ervan, achter de ervaringen die ik meemaak? Spiritualiteit is een proces om die cirkel te doorbreken en dat vraagt uiteindelijk één ding: overgave van het ego. Want die cirkel is de weergave van een star bewustzijn, het eigen bewustzijn waarin de wereld vorm krijgt met alle verschijnselen van dien, met zijn agenda’s, belangen, programma’s, eisen, vragen en uitdagingen, het is de wereld van de tegenstellingen waarin we zeer geregeld verdwalen en de wereld waarin we ons nu en dan verscheurd voelen. Waar is hier de uitgang?
Spiritualiteit is het afdalen in dat bewustzijn en geraken tot in de ondoorgrondelijke en peilloze geestgrond, de scheppingskracht. Het vraagt de overgave van (het idee van een) ‘ik’ aan die diepere en alomvattende geestgrond, de bron, Boeddhanatuur, God. Het proces is daarmee een val in dat diepe en ongewisse. Overgave gebeurt altijd in een onbewaakt moment en kan overal plaatsvinden. Het ‘ik’ is in dat ogenblik even nergens op bedacht, bijvoorbeeld in een moment van afwezige dromerigheid, door een ongeval, een groot schrikmoment, diep verdriet, grote vreugde of in een contemplatief moment. Het bewustzijn is voor een moment onbewust, onbewaakt, open.
In dat moment van totale ‘gelatenheid’, van ‘zelfvergetelheid’ kan alles vallen. Alles achter laten, betekent alles laten vallen, ‘lichaam en geest laten vallen’ zoals Dogen het noemt. Dat betekent ook het concept van ‘lichaam en geest laten vallen’. Want in het moment waarop het mysterie zich ontvouwt, waarop de sluier in ons bewustzijn wordt weggetrokken en alles zich toont als van voor onze geboorte, ervaren we glashelder dat er niets is dat valt: geen lichaam, geen geest, er is niets dat wordt achter gelaten, er is geen weg door de woestijn, er is geen pad van Zen, geen spiritueel proces, niet iets te bereiken of te vinden. Alles – leven én dood – is en wás al hier. Het is allemaal daar waar je bent en nergens anders en het ontvouwde zich al vanaf je geboorte tot dit moment, het moment waarop je deze woorden leest.
Dat er zoiets is als een besef van tijd en een verandering, een verleden, heden en morgen, is mogelijk mede dankzij ons geheugen en ons denkvermogen. We herinneren ons iets en ‘weten’ hoe het gisteren was, we zien hoe het nu is en projecteren hoe het morgen zal zijn. En alles – de totale beleving van verleden, heden en toekomst – gebeurt in ‘the mind’, hier en nu. Er is alleen maar NU, dit ogenblik, deze openheid. En NU en openheid zijn ook slechts concepten van de mystieke ervaring van dit ongrijpbare en daardoor onbegrijpelijke bestaan. Daarom ook is er geen christendom of boeddhisme. Religies en levensbeschouwingen zijn voertuigen. Zoals de Boeddha zelf zegt, boeddhisme is een vlot dat beschikbaar is om de stroom (van de geest) over te steken. Eenmaal aanbeland aan de overzijde, laat je het vlot achter, wellicht geef toon je het anderen, hoe dan ook, je gaat je weg. Met anderen. Dat. Meer niet.
En daarin schuilt juist de vrijheid. In de opgave van (het idee) van alles, valt alles toe. De vrijheid zit in de totale verbondenheid, niet in onszelf loskoppelen van alles en zogenaamd doen waar we zin in hebben. Nee, de vrijheid schuilt in de diepe ervaring dat er en onlosmakelijke verbondenheid is met alles en met iedereen. We zijn in diepere zin zelf ‘alles’, in de geest, de mind, Boeddhanatuur. Er is geen kloof tot de ander, geen enkele. De ander is hiér, in ons. Daar is ie altijd al geweest. De boom daar, de bloem, de laptop, de fiets, de Albert Heijn, de trein, bus, de bossen, bergen en oceanen, de sterren en de maand, dat alles zit hier, in onszelf. Die ervaring is intens, overweldigend en maakt nederig.
Wijzelf zijn de levende verbondenheid, we dragen de eenheid van geest met ons mee, de eenheid waarin alle verscheidenheid en diversiteit thuis is. Elke gebeurtenis, elke ontwikkeling, dichtbij en ver weg, elke persoon, elk ding, het maakt niet uit, al dat leeft in ons. Spiritualiteit wijst ons op die eenheid van de verbondenheid en op de diversiteit. Het is één en onverbrekelijk en we dragen er een grote verantwoordelijkheid voor. Het is wat ons maakt. Het is wat we zijn.
Hoe dragen we in ons leven dat besef uit? Hoe kunnen we dienstbaar zijn aan dat wat ons leven geeft? Dat is de immense en eindeloze uitdaging van de spirituele praktijk. Als leidraad kennen we 16 Voornemens die we aannemen als we tot boeddhist worden gewijd en 19 Voornemens als we tot monnik worden gewijd. Het uitspreken en naleven van die Voornemens vormen een ritueel dat deze diepe verbintenis met het eigen bestaan symboliseert. Spiritualiteit is derhalve in hoofdzaak een proces de realiteit van het eigen leven opnieuw in de herinnering te brengen en aan te nemen, jezelf als manifestatie van het grotere Zelf, de ultieme werkelijkheid opnieuw in het bewustzijn brengen en dát opnieuw verinnerlijken; Opnieuw worden wat we al zijn en leren om te worden wat we nog niet eerder waren.
Alle taal van mystici leert ons te zien waar en wat we zijn, ze leren ons het bestaan lief te hebben, meer te waarderen, ongeacht wat. En om dit leven te delen. Want dit moment van leven omvat alles. Dit is wat er is. Dit moment is wat we delen met alles en iedereen. Dit moment is ons gegeven, onze weg, ons pad waarop alles en iedereen ons begeleidt, ieder moment opnieuw. We zijn geen eiland, niemand van ons, hoe alleen we ons ook kunnen voelen.
We leren zien dat in dit moment van leven en dood alles er toe doet. Niets is vergeefs, niets is verkwist, alles past in elkaar, ongeacht of we het afwijzen of toejuichen. Elke sneeuwvlok, elke regendruppel valt op de juiste plek. En tegelijkertijd worden we aangespoord ons leven te transformeren in een leven dat dienstbaar is. Het betekent telkens weer de innerlijke strijd tussen ego en algemeen belang, telkens weer in herinnering brengen wat er gaande is. De rakusu die iemand die in de Zen-traditie tot boeddhist wordt gewijd, maakt, is een voorwerp van herinnering. Telkens als we de rakusu omdoen, herinneren we ons aan waar we zijn, wat en (met) wie we zijn en wat ons te doen staat. Het herinnert ons de grond waarop we staan, gewijde grond. Het alledaagse leven dat zich daarop afspeelt, is weerbarstig. We worden snel afgeleid, in allerlei zaken meegetrokken en staan klaar met oordelen en meningen. En toch, telkens weer, doen we een stap terug, laten we de cirkel van oorzaak en gevolg voor wat die is en keren we terug tot in onze geestgrond. Daar waar we zijn. Nu en altijd. Samen met alles en iedereen. Dat is de eindeloze weg van spiritualiteit, van Zen.
Gassho Ben Hui-Chao Sensei