Tag Archief van: Zen

‘De openheid van het licht is in uw binnenste aanwezig en in alle opzichten volledig. Wat zou u buiten de openheid van het licht nog gretig willen najagen?’ We kunnen veel óver zen vertellen maar uiteindelijk gaat het om de directe ervaring, leert ons bovenstaand citaat van de Japanse zenmeester Koun Ejo (1198-1282). In zijn traktaat windt de Japanner er geen doekjes om. Hij beschrijft zen als de oefenweg naar verlichting. Niet tasten naar vergelijkingen noch je toevlucht in de stilte zoeken. Je niet hechten aan het heilige noch het wereldlijke verwerpen. Het kennen van de aard van het eigen bewustzijn, dát is het geheim van verlichting. Zen beoefenen, is met een fris en ontvankelijk oog door het leven gaan, in het diepe besef uiteindelijk te allen tijde met lege handen te staan. Die eenvoud, directheid en transparantie spreekt in het westen blijkbaar ook een groeiende groep christenen aan. Ze zien er een kans in om het eigen geloof te doorgronden en het eigen bestaan als ‘samen leven’ intenser te beleven.

Objectloze meditatie

Europa maakt in onze tijd kennis met zen, een stroming van het mahayana boeddhisme. Zen zelf vindt zijn oorsprong in de versmelting van het boeddhisme met het taoïsme in het China van de 2e eeuw. De eerste term luidt ‘ch’an’ en is afgeleid van het Indiase Sanskrietbegrip dhyana (meditatie). ‘Vergeet het vangnet, grijp de vis’, is een ch’anuitspraak uit de 3e eeuw. Hij verwijst naar het rechtstreeks doordringen tot transpersoonlijke waarheid. Ch’an kwam in China en Korea tot bloei na de 5e eeuw en woei over naar Japan waar ch’an tot zen werd. In de vorige eeuw maakten Amerika en Europa er kennis mee. Inmiddels zijn er overal opgeleide en geautoriseerde leraren in de eeuwenoude zentraditie. Ze dragen de dharmaleer over. Naast teisho’s of dharmatalks van de leraar en het lezen van (soetra)teksten is zazen, de objectloze meditatie op een kussentje, een zenpijler. “Zazen beoogt het ik-bewustzijn stil en ontvankelijk te maken opdat het zich van alle verwachtingen en ideeën ontdoet. Alleen zo kan de werkelijkheid ongecensureerd het individuele maar onpersoonlijke bewustzijn binnengaan en vanuit deze ‘inwoning’ het leven van de zenstudent beïnvloeden”, zegt leraar Nico Tydeman Sensei die ik in 1985 voor het eerst ontmoette en bij wie ik in 1998 mijn officiële zentraining begon.

Van verkramping naar bevrijding

Zentraining is de inwijding in het bestaansmysterie. Die training is kennelijk nodig om de verkramping van het ego – hetgeen zich uit in het zich vastklampen aan concepten, begrippen en vooringenomen opvattingen over zichzelf en de wereld – weg te nemen en de mens tot zelfvergetelheid en overgave te bewegen. De persoonlijke, directe eenheidservaring is cruciaal. Deze vruchtbaar laten worden in deugdzaamheid en mededogen, zodat ook anderen zich kunnen bevrijden, is uiteindelijk de levensopgave. Het is de taak van de leraar om als mystagoog de zoekende mens (myste) bij te staan op zijn unieke zoektocht naar innerlijke verlossing.

Uit: Geïnspireerd door een Groot Verlangen – door Dom G. Helwig en Ben Claessens

De Kovel, nr 3 2008, uitgave van de Benedictijner en Sistercienzers kloosters in Vlaanderen en Nederland.

Jij en ik, wij zijn vervuld van iets wat te groot is voor ons bevattingsvermogen, iets dat ons draagt en zich in alles en iedereen manifesteert. Dit wonderlijke besef, hoe onbegrensd ons hart in feite is, is niet gebonden aan zen of welk andere spiritueel pad ook. Wat in het westen wezensnatuur of geest heet, wordt in de oosterse traditie met ‘goddelijk of groot hart’ aangeduid, de alomtegenwoordigheid waarin alles en iedereen thuis is en waarvan niets uitgezonderd is of kan zijn.

Het is een prachtige aanduiding en geeft wat mij betreft een open en hartverwarmend perspectief, want alles heeft er een plaats en mag er zijn. Spiritualiteit is de beoefening van openheid, de universele ruimte waarin we zijn met alles en iedereen. De eeuwigheid, het ene, onverdeelde drukt zich uit in ons stervelingen en in alle dingen. Die paradox lijkt schijnbaar onoverbrugbaar en ervaren we dan ook als de worsteling, ons leven eigen, die bij tijd en wijle pijnlijk is. En toch, het Groot hart maakt zich onophoudelijk kenbaar, vraagt dat we luisteren met heel ons wezen en onszelf openen. Het toont ons te midden van de verdeeldheid en veelheid de eenheid en eenvoud, het goddelijk hart, dat zo immens is, dat alles erin past.

We noemen het ‘Heilige Geest’ en Boeddhanatuur, God en Atman, Allah en Groot bewustzijn, het Onnoembare en het Zelf. Het heeft vele namen maar het kan onmogelijk worden weggestopt in een woord. Het woord duidt ‘iets’ aan dat we in de kern zijn. Waarin alles IS. Het knippert onze ogen, slikt onze keel, is het geluid en ons horen, is de beelden en ons zien, ons lopen en de beweging. Wat is het niet? Het is wat er werkt en gaandeweg en zich toont in de tienduizenden kleuren en verschijnselen e wat in één enkele zandkorrel, in een oog, een glimlach en een zonnestraal kan worden aanschouwd en ervaren.

We zijn geschapen naar het beeld van deze natuur, die alles omvat. Maurice Knegtel Sensei duidt het aan met ‘Aanwezigheid’. Ik spreek graag van Alomtegenwoordige geest, het Onnoembare. Het omvat de oceanen, de bergen en de sterren. Diezelfde dynamiek drukt zich in ons in, tot in onze cellen en genen. Het is één en al schittering, een onvoorstelbare verschijning en doordringing van puur licht. Hoe verduisterd is die geest bij tijd en wijle door onze kleingeestigheid, onze twisten, neigingen, verblinding door via een vernauwd bewustzijn dat licht te verkleuren en niet meer te zien als bron van en zijnde alles. We ervaren dit bestaan niet als ‘dit is het’. En als we het zeggen gebeurt het op een mismoedige toon, in een blijk van teleurstelling en bedoelen we in feite: dat had ik me toch anders voorgesteld. We jagen op goud en hebben allang goud in handen. Het is nooit anders geweest. Het is goud van dit bestaan zelf, de onbetaalbare schat van onschatbare waarde die de bron van dit bestaan elk moment voortbrengt. Zie de lucht die we inademen, de voedingsproducten die er op het land en in de meren voorhanden is, kijk naar de mogelijkheden die de mens geboden wordt. En het is niet genoeg. We willen altijd meer.