Stilte, de ervaring van ‘verstilde behoeftigheid’
De plaats van ons leven, daar waar we zijn, is niet zelden het toneel van hollen en stilstaan. Door innerlijke onrust en een druk hoofd brengen we ons geestelijk grondwater in beroering. Maar wat tot beroering wordt gebracht, kan ook weer kalmeren waardoor we opnieuw een-voud, samenhang en helderheid in ons bestaan ervaren en goed zien wat ons te doen staat. In alle drukte schuilt, zonder dat we dat beseffen, tegelijkertijd de bron van stilte en kalmte. Iemand noemde ‘stilte’ de ervaring die ontstaat in verstilde behoeftigheid. Uit die bron kunnen we dankzij de meditatie (leren) putten, niet alleen op een kussentje maar uiteindelijk ook in ons leven en werk overdag.
Als we de tijd daarvoor nemen, kunnen we te midden van de drukte van alledag de dimensie van natuurlijke en verbindende een-voud en samenhang ervaren. Die een-voud is onze wezensnatuur. Het is deze eigenste natuur en levensbron die alomtegenwoordig is, ons bezielt en troost, beweegt en kracht biedt. Deze kracht heeft tal van namen: het Ongeborene, Boeddhanatuur, God, Zelf, Onnoembare.
De natuurlijke eenheidskracht ervaren, vraagt om innerlijke verstilling, alle geluid en prikkels, emoties, gevoelens en gedachten te kunnen laten voor wat ze zijn. In de meditatie kan het troebele water van onze onrustige geest weer verhelderen. Die transformatie wordt mogelijk als we afleren om ons steeds weer te laten meeslepen door prikkels van buiten die vooral verstrooiend werken. Dat is de oefening van de meditatie – afleren iets te doen, de geest niet te vertroebelen of te verduisteren en daardoor steeds meer open te staan voor de situatie van het eigen bestaan in dit moment. En het volgende moment. En uiteindelijk blijkt: wat we ook meemaken, of we het ene been optillen en het andere neerzetten, we verlaten de plaats van verlichting niet,
Ons leven blijkt zich niet gisteren of morgen af te spelen maar altijd in NU, dit ogenblik. Dit heeft een bevrijdend effect op de eigen beleving en daarmee op het gezamenlijk beleven van dat bestaan – het samen leven. Het denken in onderlinge tegenstellingen maakt meer en meer plaats voor de oorspronkelijke en natuurlijke verbondenheid. Ieder mens is weliswaar uniek maar tevens onlosmakelijk met de ander en de omgeving verbonden. Alles en iedereen blijkt bij te dragen aan onze levensweg. We dragen daarmee de zorg voor elkaar, een grote verantwoordelijkheid, immers al ons denken en doen heeft effect op onze omgeving.