Religieuze beleving is niet op te leggen of af te dwingen
Spirituele, religieuze beleving is onmogelijk op te leggen of af te dwingen, hier gaat het immers om een verlangen naar het proeven en de smaak krijgen van die grond, een ontvankelijk worden over jaren heen van (steeds minder eigen) werkzaamheid, een oefenen van geduld, van vertrouwen, van discipline, een verschuiving van ik naar niet-ik.
We werken en leven in een mysterie. De Bijbel als leidraad nemen is een mooi voornemen maar het gaat erom de Bijbel te doorgronden en voor te leven, het ten diepste een ’hand’boek te laten zijn, de woorden staan in onze hand, in ons hart gegrift. Het verlangen activeert als het ware een innerlijke ‘vertaler’ van spirituele teksten. Zonder die vertaler geeft het boek haar geheimen niet prijs, kunnen we de parabels, metaforen en symboliek maar lastig doorzien en transformeren als zijnde de expressie van essentie, de manifestatie dat we als bestaan ervaren.
Wie het spirituele pad gaat bewandelen dient ervaring op te doen, te leren kijken met het innerlijk oog, de onverbrekelijke band met de omgeving ervaren en daarin de wederzijdse afhankelijkheid, het gegeven dat ons bestaan de uitkomst is van de uitwerking van miljarden jaren waarin oerwetten zich hebben uitgekristalliseerd maar waarin één aspect onveranderlijk is gebleven: het Licht waarin we staan en dat zich in alles en iedereen uitdrukt.
Aandacht oefenen. Simone Weil Franse filosofe (gestorven in 1943) noemde iedere oefening in aandacht uitermate belangrijk, bij uitstek de studie, leren zag zij als (een spirituele) beoefening. Zij schreef: ‘Want de grotere mogelijkheid om aandachtig te zijn, is niet beperkt tot een bepaald terrein maar strekt zich uit over het geheel van de menselijke vermogens’.
Aandacht als functie van onze geest, zoals al onze vermogens in de geest hun oorsprong vinden.