Een wonderschoon gedicht van de Poolse dichteres en Nobelprijswinnares Wisława Szymborska

Maria Wisława Anna Szymborska (1923 – 2012) behoort tot de belangrijkste dichters van haar generatie in Polen en is een van de meest gelezen én gelauwerde dichters van deze tijd. Ze schreef ca 400 gedichten die in 40 talen werden uitgebracht. In 1996 won ze de Nobelprijs voor Literatuur.

Een cursiste maakte me attent op haar. Ze stuurde me enkele gedichten toe, waarvan op deze plaats ‘Leven voor de vuist weg’ is opgenomen. Een wonderschoon gedicht, een Zen-vers over de mens van vlees en bloed in al zijn grootsheid, naaktheid en sterfelijke kwetsbaarheid.

Leven voor de vuist weg
Voorstelling zonder repeteren.
Lichaam zonder passen.
Hoofd zonder overleg.
De rol die ik speel, ken ik niet.
Ik weet alleen: hij is van mij, mag niet geruild.
Waar het stuk over gaat,
Moet ik maar raden op het toneel.
Beroerd voorbereid op de eer van het leven,
kan ik het opgelegde tempo nauwelijks aan.
Ik improviseer, hoewel ik walg van improviseren.
Bij elke stap struikel ik over mijn ondeskundigheid.
Mijn manier van doen riekt naar de provincie.
Mijn instincten zijn die van een dilettant.
De plankenkoorts die mijn excuus is, vernedert me nog meer.
Verzachtende omstandigheden ervaar ik als wreed.
Woorden en reflexen kun je niet terugtrekken,
te veel sterren om te tellen,
een karakter dat je als een jas al rennend dichtknoopt –
ziedaar de treurige gevolgen van dat overhaasten.
Als je maar voor één woensdag bijtijds kon oefenen,
tenminste één donderdag een keertje mocht herhalen!
Maar nee, daar komt de vrijdag al met een mij onbekend scenario.
“Is dat fatsoenlijk?” vraag ik
(met schorre stem,
Want ik mag achter de coulissen niet eens mijn keel schrapen).
Het is een illusie te denken dat het maar een vluchtig examen is,
dat in een provisoire ruimte afgelegd wordt. Nee.
Ik sta te midden van de decors en zie hoe stevig ze zijn.
Word getroffen door de precisie van de vele rekwisieten.
Het draaimechanisme van de vloer werk al een poos.
Zelfs de grootste toneellampen branden allemaal.
Nee, geen twijfel aan dat dit de première is.
En dat wat ik ook doe,
voor altijd verandert in wat ik heb gedaan.
(uit: Einde en begin. Verzamelde gedichten)