Angst – de parabel van de poortwachters

We kennen het wel, situaties die aanvoelen alsof je voor een poort staat waar je voor terugdeinst, een plek (vraag, kwestie), een situatie waar je tijdelijk kunt vastzitten. Zen nodigt uit, daagt uit, leidt je dieper naar onbekende delen van jezelf. In zen wordt wat vertrouwd is steeds weer verlaten, om het ongebaande, het ongewisse binnen te gaan. Natuurlijk brengt dit verborgen en nieuwe angsten en weerstanden aan het licht. Wat er gebeurt wanneer de angst en onzekerheid de overhand houden, kunnen we halen uit Franz Kafka’s ‘Parabel van de Wet’. De Wet is in de joodse Merkaba of Troonmystiek de zin van het leven. Wie waarheid zoekt, probeert de Wet binnen te gaan. De levensweg wordt er voorgesteld als een mystieke pelgrimstocht langs zeven kastelen, elk bewaakt door een strenge wachter. In het binnenste van het laatste kasteel wordt de mysticus met de  Goddelijke troon geconfronteerd. In Kafka’s verhaal komt een reiziger, vastbesloten binnen te gaan, bij de wachter, die hem uitnodigt verder te gaan en tegelijk waarschuwt: ‘Ik ben machtig, maar ik ben nog maar de geringste wachter. Er staan van zaal tot zaal wachters. De een machtiger dan de andere. De aanblik van de derde wachter kan zelfs ik niet verdragen.’
Dus blijft de reiziger wachten tot hij wordt binnengelaten. Dat gebeurt echter niet. Hij wordt oud en net voor zijn dood ziet hij een oogverblindende gloed uit de poort van de Wet stromen, de Zohar, het goddelijke licht. De persoon vraagt de poortwachter: ‘Iedereen streeft naar de Wet. Hoe komt het dan toch dat er in al die jaren niemand anders dan ikzelf om toegang heeft gevraagd?’
De wachter zegt dan: ‘Deze ingang was alleen voor jou bestemd. Hier kon niemand anders toegang verkrijgen. Ik ga nu en sluit de poort.’
Zen staat voor samenvallen met je eigen bestaan en moedigt je aan door je eigen voorstellingen te springen, de weg die je gaat als JOUW volstrekt persoonlijke weg te erkennen, te aanvaarden en, al onderzoekende, volledig tot het einde toe te gaan. Genpo Merzel Roshi zei tijdens een sesshin over angst: ‘Als je angst ervaart, loop er dan niet voor weg. Blijf staan, zie je angst in de ogen en spring er middenin. Het is JOUW angst. Wat is er om bang voor te zijn?’(hierover een soefiverhaal op dat als een koan leest. Iemand vroeg een soefi: ‘Wie heeft u op het Pad geleid?’
De soefi zei: ‘Een leeuw. Op een dag zag ik hem, bijna dood van de dorst, aan de rand van het water staan. Steeds als hij naar zijn weerspiegeling in het water keek, werd hij bang en liep hij weg omdat hij dacht dat het een andere leeuw was. Ten slotte, toen de nood drong, wierp hij zijn vrees van zich af en sprong hij in het water. Daarop ‘verdween’ de andere leeuw. De leeuw had de hinderpaal die hijzelf was, de barrière tussen hem en wat hij zocht, overwonnen. Op deze wijze verdween ook mijn eigen hindernis. Zo werd mijn Pad mij voor het eerst getoond door het gedrag van… een leeuw.’

(uit: De beoefening van zen, Ben Claessens – foto: J. Steegs)